Kunstmatige structuren voor de kust van Scheveningen lijken bij te dragen aan een toename van biodiversiteit. Dat blijkt uit een recente duikmissie in de Offshore Test Site waar De Rijke Noordzee een kavel huurt, 12 kilometer uit de kust van Scheveningen. In 2021 zijn hier vier onderwaterstructuren geplaatst op twintig meter diepte, waar de ontwikkeling van soortenrijkdom wordt gemonitord.
Aantal waargenomen soorten gestegen
Het onderzoek, uitgevoerd door duikers en ecologen van Waardenburg Ecology en De Rijke Noordzee, laat zien dat het aantal waargenomen soorten is gestegen van 25 in 2021 naar 39 in 2024. De resultaten zijn veelbelovend, maar aanvullend onderzoek nodig om andere factoren voor deze toename – zoals beter zicht – uit te sluiten. Rondom de vier structuren zijn onderwaterbeelden gemaakt en geanalyseerd. De structuren zijn onder andere bedekt met zeeanjelier en penneschaft en er werden schelpkokerwormen, mosselen en verschillende roofvissen waargenomen. Het is voor het eerst dat er ook congeraal en kabeljauw te zien was bij de structuren.

Fotocredits: Klaudie Bartelink
Perenhout als bio-afbreekbare structuur
Tijdens de missie is een deel van de (T)REE(F)-structuur omhooggehaald voor verdere inspectie door het NIOZ. Op deze structuur is bio-afbreekbaar perenhout gebonden. Verder onderzoek wijst uit hoe de stabiliteit van deze houtsoort is en wat er in en op het hout is gaan leven. Dit levert waardevolle inzichten op over de geschiktheid van perenhout als natuurlijk afbreekbaar substraat en de rol die deze kan spelen in toekomstige onderwaterstructuren.
Belang voor de toekomst
De resultaten zijn hoopvol en tonen aan dat kunstmatige riffen een rol kunnen spelen in natuurherstel en biodiversiteitsversterking in offshore windparken. De structuren bieden leefruimte voor diverse soorten en kunnen een bijdrage leveren aan een gezonder ecosysteem in de Noordzee. Door goed te blijven monitoren kunnen we deze structuren verder optimaliseren en zo hun effectiviteit vergroten.
Lees meer over dit project in de Toolbox.

Fotocredits: Klaudie Bartelink